Slechte structuur en droogte vragen dit voorjaar al vroeg om beregening. Veel percelen worden beregend om toch de kieming mogelijk te maken. Daarbij moet wel opgelet worden.
Voor beregening en irrigatie is een wateranalyse noodzakelijk als u gebruik maakt van oppervlaktewater of van grondwater met een risico op een hoog zoutgehalte. Aan de hand van de wateranalyse kan ingeschat worden of het water van voldoende kwaliteit is voor beregening. In sommige gevallen kan echter toch nog beregend worden omdat beregening met water van slechte chemische kwaliteit soms minder erg is dan niet beregenen en droogtestress. Dit is echter afhankelijk van de teelt en vochtvraag op dat moment.
Beregeningswater van goede kwaliteit
Er zijn veel soorten water die gebruikt worden in land- en tuinbouw, niet elk water is voor elke toepassing geschikt. In deze bijlage worden algemene richtlijnen gegeven waarvoor het water geschikt is. Per gewas kunnen echter verschillen bestaan. In welke mate water geschikt is voor beregening wordt sterk bepaald door het gehalte ijzer en chloride. Deze elementen kunnen voorkomen in zowel bron- als oppervlaktewater. We hebben een en ander voor u op een rijtje gezet.
Chloride
Tussen gewassen bestaat een verschil in gevoeligheid voor dit element. In onderstaande tabel kunt u de gevoeligheid per gewas aflezen.
Analyseresultaat | Geschikt voor |
<300 mg Cl/l | – Alle akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen |
300-600 mg Cl/l | – Akkerbouwgewassen, behalve erwten en bonen in droge zomers
– Alle vollegrondsgroenten, behalve sla-, stam-, stokbonen, augurken, doperwten en aardbeien |
600-900 mg Cl/l | – Matig gevoelige akkerbouwgewassen (aardappelen, vlas, uien, bloembollen
– Weinig gevoelige akkerbouwgewassen. – Matig gevoelige vollegrondsgroenten (bloemkool, knolselderij, peen en prei) – Weinig gevoelige vollegrondsgroenten |
900-1200 mg Cl/l | – Weinig gevoelige akkerbouwgewassen (granen en bieten)
– Weinig gevoelige vollegrondsgroenten (spinazie, spruitkool, groene savooienkool, witlof, boerenkool, radijs en kroten) |
1200-2000 mg Cl/l | – In toenemende mate ongeschikt voor beregening van akkerbouwgewassen en vollegrondsgroenten |
>2000 mg Cl/l | – Ongeschikt voor beregenen |
IJzer
IJzer kan in twee vormen voorkomen in water: – in geoxideerde vorm (bruine roest neerslag) en in gereduceerde vorm (ion in oplossing)
Gereduceerd ijzer (Fe2+) zal onder invloed van zuurstof in de lucht omgezet worden naar de geoxideerde vorm (Fe3+). Fe2+ is in oplossing en daardoor niet zichtbaar in water. Fe3+ is als bruine neerslag wel duidelijk zichtbaar. Wanneer er beregend wordt met ijzerhoudend water in gereduceerde vorm (Fe2+) zoals bronwater, dan zal dit ijzer reageren met de zuurstof in de lucht en daarmee verbranding kunnen veroorzaken op het blad. Alleen bij een gehalte aan totaal ijzer van minder dan 10 mg/l is de schade gering. Bij een hoger ijzergehalte adviseren wij het water voor gebruik intensief te beluchten. Het gereduceerde ijzer gaat dan over in de geoxideerde vorm, en de kans op schade neemt af. Intensief beluchten kan door het water over een stellage van kiembakken te laten lopen. Beregening met ijzerhoudend water in oxidevorm (Fe3+) zoals oppervlaktewater, geeft deze problemen normaal gesproken niet. Wel is de kans aanwezig dat het gewas en apparatuur vuil wordt door een bruine roestaanslag die zeer moeilijk te verwijderen is. IJzerneerslag kan tevens verstoppingen veroorzaken in leidingen en sproei-installaties.
Hardheid
Hard water kan kalkafzettingen en daarmee verstoppingen in de beregeningsinstallatie veroorzaken. De hardheid is een maat voor de hoeveelheid calcium en magnesium in het water. Wanneer genoemde elementen in een hoge concentratie aanwezig zijn, kunnen deze met onder andere carbonaat (CO32-), fosfaat (PO43-) en sulfaat (SO42-) een slecht oplosbare verbinding (neerslag) vormen.
De hardheid van het water wordt berekend uit het gehalte aan calcium en magnesium. We onderscheiden de hardheid van water in drie gradaties, namelijk:
Categorie | Duitse hardheid | Totale hardheid |
Relatief lage hardheid | 4 – 12 ºD | 0.7 – 2.1 mmol/l |
Vrij hard water | 12 – 18 ºD | 2.1 – 3.2 mmol/l |
Hard water | 18 – 30 ºD | 3.2 – 5.3 mmol/l |
EC
De EC meet de electrische geleidbaarheid van het water. Hoe meer opgeloste stoffen, des te hoger is de EC. Vooral kiemend zaad is zeer gevoelig voor een hogere EC. Kunstmest, zoals stikstof of chloorhoudende kali, draagt bij aan de zoutlast van het bodemvocht. De hoogte van de EC van het bodemvocht rondom het zaad zal hierdoor hoger zijn dan de EC van het beregeningswater. Houd daarom omwille van de opkomst bij zoutgevoelige gewassen zoals peen een maximale EC van 1,5 mS/cm aan en voor overige gewassen maximaal 2 mS/cm. Voor zoutgevoelige gewassen in de intensieve land en tuinbouw houden we een norm aan van 0,8 mS/cm of lager. De normen voor de open teelten hangen af van de teelt, en van de parameter, maar liggen hoger dan voor de gewassen in intensieve land- en tuinbouw.
Residuen
Inzicht in eventuele aanwezigheid van resten van gewasbeschermingsmiddelen en herbiciden in oppervlaktewater is cruciaal om uw gewas veilig water te kunnen geven. Indien het water dat u gebruikt mogelijk vervuild is door activiteiten van omliggende bedrijven. En tevens kunt u zien wat het resultaat is van uw eigen inspanning van bespuitingen.
Door analyse van gewasbeschermingsmiddelen en herbiciden in water kunt u dat ook in werkelijke cijfers aantonen.
Aan welke microbiologische kwaliteitsnormen moet beregeningswater voldoen?
Als er twijfel is over de waterbron of de waterkwaliteit dan wordt een risico-evaluatie en indien nodig analyses uitgevoerd. In de ‘Globalgap certificering’ zijn normen opgenomen waaraan het irrigatiewater moet voldoen als het gebruikt wordt om groenten met bestemming voor de versmarkt te beregenen. Micro-organismen als E.coli en enterococcen moeten onder de streefwaarde zijn. Dat wil zeggen minder dan 1000 KVE (kolonie vormende eenheden)/100 ml. U kunt bij onze afdeling microbiologie meer informatie aanvragen(ISO 17025 gecertificeerd).
Waterkwaliteit in relatie tot gewasbeschermingsmiddelen
De kwaliteit van het water dat gebruikt wordt bij het toepassen van gewasbeschermings-middelen kan op twee manieren van invloed zijn op de werking van deze middelen.
Enerzijds is het de zuurgraad (pH) van het gebruikte water die invloed heeft op de afbraaksnelheid van een werkzame stof. Anderzijds heeft de hardheid van het water invloed op een gewasbeschermingsmiddel. Voorbeelden hiervan zijn middelen die de werkzame stof Glyfosaat bevatten. Deze werkzame stof wordt door hard water (veel calcium en magnesium) “geneutraliseerd”, waardoor de werking teniet gedaan wordt. Vanuit de fabrikant worden hulpstoffen aan de gewasbeschermingsmiddelen toegevoegd om de hardheid te verlagen en/of de pH te stabiliseren. Deze hulpstoffen zijn toegevoegd op basis van gemiddelde waterkwaliteit. Is het water van minder goede kwaliteit dan verdient het aanbeveling om extra hulpstoffen aan het water te voegen. Uw gewasbeschermingspecialist kan u adviseren over de hulpstoffen die daarvoor het meest geschikt zijn.
Welk type wateronderzoek heeft u nodig?
Beregeningswateronderzoek, oppervlaktewater of bron
pH, EC, ammonium, kalium, natrium, calcium, magnesium, silicium, nitraat, chloor, chroom, sulfaat, bicarbonaat, fosfaat, ijzer, mangaan, zink, borium, koper, molybdeen en hardheid
Beregeningswateronderzoek, oppervlaktewater of bron voor Global GAP
pH, EC, ammonium, kalium, natrium, calcium, magnesium, silicium, nitraat, chloor, chroom, sulfaat, bicarbonaat, fosfaat, ijzer, mangaan, zink, borium, koper, molybdeen, hardheid, E.coli en Enterococcen
Veedrinkwateronderzoek
pH, ammonium, nitriet, nitraat, chloride, natrium, ijzer, mangaan, sulfaat, hardheid, gisten en schimmels, E.coli, kiemgetal